In de nieuwsbrief van februari liet ik weten in de nieuwsbrief van maart een impressie te geven van het boek van Brunio Latour, ‘Oog in oog met Gaia – acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime.’ Die maart nieuwsbrief is niet uitgekomen omdat familieomstandigheden mijn focus verplaatste.

Onderstaande impressie is een vervolg op de impressie uit de nieuwsbrief van februari, die met name het boek van Latour ‘Waar wil je landen?’ als uitgangspunt had. Ik adviseer dan ook die tekst te betrekken bij onderstaande, ten einde een samenhangend beeld te krijgen.

Achterop het boek ‘Oog in oog met Gaia’ staat het volgende te lezen over de inhoud: ‘Dat de natuur niet langer de stabiele achtergrond vormt van ons doen en laten. We zijn toegetreden tot het drama van de geogeschiedenis, het tijdvak van het antropoceen. In dat tijdvak dringen de ecologische gevolgen van het menselijk handelen zich hardhandig op de voorgrond. We meenden dat er vrede heerste, maar we zijn in oorlog. De ecologische mutatie die zich voltrekt, betitelt Latour als het Nieuwe Klimaatregime. De oude natuur wijkt voor een wezen in beweging, waarin de menselijke activiteit en natuurlijke wereld talloze onverwachte verbindingen aangaan: Gaia. Latour neemt de controversiële Gaia-hypothese van James Lovelock als uitgangspunt, en zet daarnaast rechtsfilosofie en kunst in om politieke, religieuze en wetenschappelijke dimensies van het verouderde natuurbegrip te ontwarren. Op die wijze legt hij de basis voor een hoogst noodzakelijke politisering van de ecologie – voor onze terugkeer op Aarde.’

Deze tekst beschrijft duidelijk zijn bedoelingen, waar het gaat om de inhoud van zijn analyses c.q. van zijn filosofische beschouwingen. In het kader van deze beschouwende impressie licht ik er een paar onderwerpen uit. Te beginnen met het begrip Gaia. Ik doe dat door te werken met talrijke citaten uit zijn boek, waarvan de inhoud direct en indirect door middel van de lussen, zoals Latour dat noemt, het begrip Gaia toe lichten. In de volgende nieuwsbrief neem ik een ander thema onder de loep.

 

In zijn boek neemt Latour het begrip Gaia als uitgangspunt van zijn beschouwingen, over van James Lovelock, die reeds in 1991 in zijn boek Gaia (Nederlandse vertaling in 2001 – uitg. Ankh Hermes) het begrip en de bijbehorende omschrijvingen introduceert. Hij, Lovelock, schrijft daarover in de inleiding:

‘In dit boek verzoek ik de lezer zich erbij neer te leggen dat er in ieder geval iets in de Gaia-theorie zit, om Gaia tenminste te aanvaarden om er over te kunnen debatteren. Ik verwacht niet dat u bekeerd wordt tot een nieuwe aardereligie. Ik vraag u ook niet om uw gezonde verstand terzijde te schuiven. Alles wat ik vraag is om de Gaia-theorie te beschouwen als een alternatief voor de gebruikelijke visie dat de Aarde een dode planeet is van gesteente, water en lucht, en bewoond door leven. Beschouw haar als een echt systeem waarin al het leven en de hele leefomgeving met elkaar verbonden zijn om een zelfregulerend geheel te vormen.”

Lovelock heeft het vervolgens over het begrip biosfeer waarvan hij zegt: ‘dat het daarbij gaat om dat deel van onze planeet waar leven voorkomt: niets anders dan dat zou de definitie moeten zijn.’ Hij beschrijft vervolgens het begrip Gaia met een metafoor:

‘Ik ben natuurlijk bevooroordeeld als het om Gaia gaat en heb de afgelopen vijfentwintig jaar geleefd met de gedachte dat de Aarde in sommige opzichten zou kunnen leven, niet zoals de klassieken haar zagen, als een bewuste godin met een plan en een doel, maar eerder als een boom - een echte boom die niet beweegt, alleen door de wind, maar die zich eindeloos onderhoudt met de Zon en de grond en gebruik maakt van zonlicht, water en voedingsstoffen om te groeien en te veranderen. Maar het gaat allemaal zo ongemerkt dat de oude eik op het gras voor mij nog steeds dezelfde is als toen ik een kind was.’

Lovelock werkt dan in zijn boek het begrip Gaia verder uit met veel illustraties en schrijft vervolgens op het eind bij zijn conclusies o.a.:

‘Ik heb de gedachte van het beheersen van de Aarde, van een rentmeesterschap, verworpen als dat zou betekenen dat men baas wordt over de Aarde. In plaats daarvan stel ik voor dat we leren te leven met de Aarde als een onderdeel ervan: door ons zelf te beheersen, en door in bescheidenheid alle geschenken te nemen en te geven waar ieder van ons op Aarde van leeft.’

Hij wijst de visie af die de Aarde ziet als een ruimteschip ‘alsof mensen de bemanning en de passagiers vormen van een schip van steen dat eindeloos zijn rondjes om de Zon draait. Alsof de 3,8 miljard jaar dat het leven op Aarde bestaat slechts een voorspel was voor de ontwikkeling van mensen en moest dienen als het systeem om hen te onderhouden toen zij toevallig aan boord kwamen. […] Dit behoort tot de traditionele kennis over de Aarde, en die wordt op scholen en universiteiten onderwezen. Het beeld is echter zo goed als zeker onjuist en is per ongeluk voortgekomen uit de opdeling van de wetenschap in een groeiend aantal deelgebiedjes.’ (178)

‘We leven in een tijd waarin veel wetenschappers in hun vak de Aarde als planeet uit het oog zijn verloren lijken te hebben door de complexiteit van de details. Ten gevolge daarvan lijken ze zich vaker zorgen te maken over bepaalde gevaren voor de mens dan over de driegende gevaren voor het milieu op wereldschaal. De grootste angst van individuen en publiek is kanker. Vandaar dat iedere verbinding en straling die er van verdacht wordt kanker te veroorzaken, extra veel aandacht krijgt ten koste van de echte gevaren.’ (179)

Lovelock is in zijn conclusies ook zeer kritisch over degenen die een romantisch, maar een onpraktisch leven op het platteland menen te moeten leiden., als zij tegelijkertijd de industrie tot schurken bombarderen. ‘Deze stroom rechtschapen woede gaat aan het feit voorbij dat als we onze industriële beschaving op zouden geven, slechts enkelen van ons zouden overleven.’

De aandacht die ik vraag voor Lovelock zijn boek Gaia sluit ik af met het volgende citaat, waarmee hij ook zijn boek afsluit, dat aansluit bij waar Latour verder gaat, in het verder uitdiepen van het begrip Gaia.

‘Kunnen wij vanuit onszelf onze houding zo veranderen dat we goede rentmeesters worden, voorzichtige beheerders van al het leven op onze planeet? Volgens mij zijn wij veel te aanmatigend om zelfs maar zo’n vraag te stellen, of te denken aan een taakomschrijving als rentmeesters van de Aarde. We kunnen onszelf of onze instituties niet eens in de hand houden. Ik verwacht nog eerder van geiten dat zij succesvolle beheerders kunnen worden dan mensen. (Die hebben we tenminste al in huis – hj). Maar willen we eigenlijk wel de rentmeesters, de beheerders, de bureaucraten van de Aarde zijn? Willen we de volle verantwoordelijkheid voor haar gezondheid? Er kan een mens geen erger lot overkomen dan deze taak opgedragen te krijgen – om voor altijd verantwoordelijk te zijn voor een heerlijk klimaat, voor de samenstelling van de oceanen, de lucht en de grond. Iets dat, totdat wij de schepping gingen ontmantelen, het geschenk van Gaia was.

Wij zijn geen beheerders of meesters van de Aarde, we zijn slechts toezichthouders, arbeiders die gekozen zijn vanwege hun intelligentie, om anderen, de andere organismen van de Aarde, te vertegenwoordigen. In onze vakbond zijn bacteriën, zwammen en schimmels verenigd, samen met nouveau riches, de vissen, vogels en zoogdieren, en de oude adel van bomen en andere planten. Alle levende wezens zijn lid van onze vakbond en zij zijn kwaad om de duivelse vrijheden die mensen zich met hun planeet en hun leven hebben gepermitteerd.

Mensen zouden in harmonie met de andere organismen moeten leven, en hen en hun omgeving niet moeten exploiteren. Een planetendokter die ziet welke ellende wij onder hen en onszelf teweegbrengen zou de toezichthouder steunen en waarschuwen dat we moeten leren hoe we samen me de Aarde verder kunnen leven. Anders zal de rest van de schepping, als deel van Gaia, de Aarde naar een nieuwe toestand brengen, waarin mensen niet meer welkom zijn.’ (186)

Hier zie je heel duidelijk dat Latour Lovelock zijn omschrijvingen als toezichthouders en arbeiders die gekozen zijn vanwege hun intelligentie, de naam Aardbewoners heeft gegeven, met name waar hij bacteriën, zwammen en schimmels gelijkwaardig maakt met de mensen. Het begrip Aardbewoners dat ik in de vorige nieuwsbrief van februari heb geïntroduceerd. Zoals aangekondigd ga ik verder met de omschrijving van het begrip Gaia. Omschrijving is m.i. de goede naam omdat Latour het in dit verband heeft over lussen. Ik citeer:

‘… naarmate er langzamerhand meer kringen komen waarmee de aarde kan worden omschreven. De lus die nodig is om welke bol dan ook te tekenen is dus pragmatisch in de zin dat als je de gevolgen van je handelen vóélt, kun je je voorstellen wat je echt hebt gedaan en je rekenschap geven van de teneur van de wereld die aan je handelen weerstand bood. Daarom is het zo belangrijk om over te schakelen van de Globe naar de lussen die de aardbol onverdroten tekenen, op een steeds bredere, dichtere manier. (201 – uit Oog in oog met Gaia).

‘Dat is de inzet van het antropoceen. […] Veeleer moeten we in een groot aantal lussen binnenglippen, ons erin hullen, zodat we geleidelijk, stukje bij beetje, een pertinentere en als urgenter aangevoelde kennis kunnen verwerven van de plaats waar we wonen en van de vereisten van de atmosferische toestand waarin we leven. Deze trage verrichting, waarbij we worden omhuld door lusvormige sensorkringen, juist dat is ‘van deze Aarde zijn.’ Maar iedereen moet het weer opnieuw leren voor zichzelf. En dat heeft niets te maken met een ‘mens-in-de-Natuur’ of ‘een mens-op-een-Globe’ zijn. Het gaat eerder om een trage, geleidelijke versmelding van cognitieve, emotionele en esthetische deugden, waardoor de lussen steeds duidelijker zichtbaar worden. Na elk doorlopen van een lus worden we gevoeliger en reageren we sterker op de broze omhulsels waarin we wonen. Hoeveel méér lussen moeten we nog rond de Aarde tekenen voordat de ‘kennis’ ontvankelijk genoeg zal zijn om……’ (202).

‘Het is zinloos te zeggen dat we het al wisten en dat anderen vóór ons het hebben verteld. Hoeveel lussen hebben sommigen onder u moeten volgen voordat het lukte om te stoppen met roken? […] Hoeveel lussen moet je doorlopen om te beseffen dat de aarde rond is? Hoeveel … Heb je persoonlijk nodig om te kunnen inspelen op een in eerste instantie zo ‘ver verwijderd’ fenomeen als de chemische samenstelling van de atmosfeer? Vooral als anderen er van hun kant alles aan doen om je daar ongevoelig voor te maken door onwetendheid bewust in de hand te werken.’ (203)

‘Maar er is een overtuigender, laatste reden waarom de grootste achterdocht geboden is tegenover elke Globale visie: Gaia is helemaal geen sfeer, geen Bol. Gaia neemt maar een kleine membraam in, van nauwelijks meer dan een paar kilometer dik, het kwetsbare omhulsel van de kritieke zones. Gaia is dus niet globaal in de zin dat ze zou functioneren als een systeem dat wordt aangestuurd door een boven alles uittorende, dominante Opperverdeler in een controlekamer. Gaia is geen door feedbackloops bestuurde cybernetische machine, maar een opeenvolging van historische gebeurtenissen waarvan elke gebeurtenis wat verder uitdijt – of niet.’ (203)

‘Nogmaals: het globale, het natuurlijke en het universele werken stuk voor stuk als gevaarlijke giffen, die aan het zicht onttrekken hoe moeilijk het is de nodige netwerken van apparatuur te installeren om de gevolgen van handelingen zichtbaar te maken. Dat is leven in het antropoceen: de term ‘gevoeligheid’ is toepasselijk op alle actanten (moeilijk te ‘vertalen’ begrip. Je zou kunnen zeggen spelers - hj) die in staat zijn hun sensoren wat verder uit te breiden en anderen te laten voelen dat ze de terugslag van hun handelen niet uit de weg kunnen gaan en hun verdiende loon zullen krijgen. […] Isabelle Stengers zegt over Gaia vaak dat het een macht is die lichtgeraakt is geworden in tegenstelling tot de Natuur van vroeger die best onverschillig, dominant kon zijn; een harteloze stiefmoeder, maar lichtgeraakt was ze zeker niet. Gaia daarentegen lijkt buitengewoon gevoelig voor ons handelen en Zij lijkt uiterst snel te reageren op wat ze voelt en detecteert. Geen enkele immunologie – in de brede zin die Sloterdijk aan dat woord geeft – is mogelijk zonder dat we gevoelig leren worden voor die veelvuldige, controversiële, verstrengelde lussen. Wie niet in staat is ‘lichte veranderingen snel op te sporen en erop te reageren’, is tot de ondergang gedoemd. ‘(204)

In het volgende citaat geeft Latour de scheidslijnen zeer scherp aan.

‘En wie om een of andere reden deze lussen onderbreekt, uitwist, veronachtzaamt, vermindert, verzwakt, ontkent, versluiert, benadeelt of loskoppelt, is niet alleen ongevoelig of onontvankelijk. Zoals we in de volgende lezingen zullen zien, zijn het waarschijnlijk zo niet misdadigers, dan toch tenminste onze vijanden. Daarom snijdt het wel degelijk hout om degenen die, terwijl ze onze gevoeligheid en die van Gaia ontkennen, zelfverzekerd verklaren dat de Aarde onmogelijk kan reageren op onze handelingen ‘negationisten’ te noemen.’ (205)

‘Het is zinloos te hopen dat de dreiging zo urgent wordt en zich zo ‘globaal’ verbreidt dat de Aarde wonderbaarlijk genoeg als een eengemaakte magneet zou gaan werken en alle versnipperde volken bijeen zou voegen tot één grote politieke actor die de toten van Babel, in casu de Natuur, wil heropbouwen. Gaia is geen gezellige figuur die voor eenmaking staat. De Natuur was universeel, gelaagd, onweerlegbaar, systematisch, onbezield, globaal en onverschillig voor ons lot. Maar dat geldt allemaal niet voor Gaia – Gaia is alleen maar een voorgestelde naam voor alle door elkaar heen lopende, onvoorzienbare gevolgen van handelingsvermogens die stuk voor stuk in hun eigen belang hun eigen milieu manipuleren. […] Er kan geen beroep worden gedaan op het ‘natuurlijke evenwicht’ of ‘de wijsheid van Gaia’ of zelfs haar vrij stabiele verleden, als een kracht die opnieuw orde op zaken kan stellen telkens als er onder deze versnipperde volken teveel politieke verdeeldheid zou zijn ontstaan. De grote droom van verstokte milieuactivisten, dat de mensen ooit, spontaan bekeerd door hun zorg voor de Natuur, van hun politieke geruzie af zouden komen, is in de tijd van het antropoceen volledig in rook opgegaan. We zijn wel degelijk een postnatuurlijke tijd ingegaan.’ (205/206)

‘Leven in de tijd van het antropoceen betekent zichzelf ertoe dwingen een nieuwe omschrijving te geven aan de politieke opdracht bij uitstek: welk volk vormen jullie, met welke kosmologie, op welk territorium? (note hj: zie Latour zijn boek ‘Waar kunnen we landen?’) Een ding is zeker, deze spelers (note hj: wij dus) die voor het eerst op de planken staan, hebben nooit eerder in zo’n compacte, raadselachtige intrige meegespeeld. We moeten ons erbij neerleggen, we zijn onherroepelijk toegetreden tot een tijdperk dat tegelijk postnatuurlijk, posthumaan en postepistemologisch! (note hj: kennisleer genaamd, is de tak van de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis en het weten onderzoekt.) Veel ‘post’bij elkaar? Ja, maar alles om ons heen is dan ook veranderd. We zijn niet echt meer wat vroeger moderne mensen weden genoemd; we leven niet meer in het holoceen.

De herverdeling van de handelingsvermogens – wat nog niet zo lang geleden ‘milieukwesties’ heette – is niet bedoeld om alle partijen vreedzaam bij elkaar te brengen; die herverdeling scheidt en splijt nog veel doeltreffender dan alle politieke passies uit het verleden – dat is altijd al zo geweest. Als Gaia kon spreken, zou ze net als Jezus zeggen: ‘Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.’ (Matt. 10.34) Of nog heftiger, zoals in het apocriefe Thomasevangelie: ‘Ik heb een vuur in de wereld gebracht en zie, ik behoed het tot het ontvlamt.’ (208)

Ik sluit deze impressie af met een laatste citaat dat op pag. 209 staat.

‘In een van zijn vele staaltjes van taalvernieuwing heeft Sloterdijk voorgesteld dat we de term monotheïsme, waarin de oude obsessie met de vorm van de Globe doorklinkt, zouden moeten inruilen voor monogeïsme. Monogeïsten hebben geen reserveplaneet, ze hebben maar één Aarde, maar kennen Haar vorm net zomin als ze het aangezicht van hun vroegere God kenden – en zo staan ze voor wat we een volstrekt nieuw genre zouden kunnen noemen: de geopolitieke theologie. Wanneer de Globe eenmaal is verwoest, komt de geschiedenis weer op gang.’